Wanneer zet je Affectfobietherapie in?
AFT wordt vooral ingezet bij mensen met Cluster C-persoonlijkheidsstoornissen. ‘De cliënten die ik spreek hebben vaak last van terugkerende angsten, depressiviteit, een negatief zelfbeeld, perfectionisme, stellen zich te afhankelijk op of vermijden elke emotie. Uiteindelijk lopen ze vast in hun werk of relaties.’ Aldus Quin van Dam, klinisch psycholoog, psychoanalytisch psychotherapeut, supervisor AFT, NVP, NVPP, en werkzaam in eigen psychotherapiepraktijk te Reeuwijk.

‘AFT wordt steeds meer toegepast als therapievorm’ vertelt Quin. ‘Het past goed in de huidige tijdsgeest. Je hebt een duidelijke focus waar je aan werkt, je begint met het kijken naar de kern van het probleem en werkt samen met de cliënt naar een duidelijk doel toe. Het tijdsefficiënt werken spreekt instellingen ook erg aan.’

Samen met Els Groot verzorgt Quin de basis- en vervolgmodule AFT bij RINO Zuid. Els werkt als psychotherapeut bij het programma Affectfobie Intensief van het NPI en als supervisor AFT en NVP in haar eigen praktijk. Els ziet cliënten voornamelijk in deeltijdbehandeling: ‘ik spreek cliënten die fors zijn vastgelopen, geïsoleerd geraakt zijn of hun werk niet meer voor elkaar krijgen. Klachten ontstaan omdat het niet lukt zichzelf te uiten of relaties aan te gaan met anderen. Eigen behoeften en verlangens worden weggeveegd. Door gevoelens als boosheid steeds niet te durven uiten ontstaan somberheidsklachten. De manier waarop men zich staande probeert te houden werkt niet meer. Maar door de opgedane leerervaring als kind zijn ze niet in staat het anders aan te pakken of te angstig om het op een andere manier te proberen.’

Els en Quin.png

Toevallig in contact met AFT
Els kwam eigenlijk per toeval in contact met AFT door een opleideling van de PT-opleiding die ze in werkbegeleiding had. ‘Wat jij doet Els, dat is AFT! Jij doet precies die dingen die ik aan het leren ben in mijn opleiding. Nieuwsgierig gemaakt ben ik me gaan verdiepen in AFT en heb een opleiding bij Quin gevolgd. Daar heb ik heel veel opgestoken, maar het was ook een feest van herkenning. Hoe ik werk in een relatie met patiënten bestond al. Het belang van het ontwikkelen van compassie voor jezelf, daarvan had ik meteen het gevoel dat werkt ook bij ingewikkelde patiënten ontzettend goed.’

Veel aandacht voor het vervolg
Eind jaren 90 kwam Quin tijdens het verzorgen van lessen voor de PT-opleiding in contact met het boek van McCullough (Treating Affect Phobia. A Manual for Short-Term Dynamic Psychotherapy), de ontwerpster van AFT. Quin: ‘Ik vond het meteen geweldig! McCullough pleit niet alleen voor een psychoanalytische, maar vooral ook voor een heel praktische kant. Het boek bevat veel praktische oefeningen en opdrachten, dat was in die tijd echt nieuw in de psychoanalyse. Veel therapievormen zijn gericht op inzicht en welke gevoelens cliënten hebben weggestopt. Maar vaak blijft het daarbij en ontbreekt het vervolg: wat de cliënt hier vervolgens mee kan doen. Bij AFT is dit nou juist een enorm belangrijk onderdeel van de behandeling.’

Toen McCullough naar Nederland kwam aarzelde Quin geen moment en volgde diverse workshops bij haar. Daarna is hij zich steeds verder gaan verdiepen in AFT en schreef uiteindelijk zelfs een boek (Affectfobietherapie in de praktijk). Inmiddels zit er ook een vervolg op het boek aan te komen. Een groep van 8 docenten wil hun opgedane kennis en ervaring optekenen. Quin: ‘Mijn boek is vergelijkbaar met het boek van McCullough, al heb ik het meer toegespitst op de Nederlandse situatie. Zo sta ik uitgebreider stil bij overdracht en tegenoverdracht. Daarnaast heb ik een toevoeging gedaan over de benadering van angst (vanuit de conflict- en personendriehoek van Malan). Hoe kunnen cliënten meer voelen tijdens de therapie? En meer in contact komen met hun angst of andere weggestopte emoties? Juist het aandacht geven aan en serieus nemen van deze gevoelens is vaak al helpend.’

Conflict- en personendriehoek.png

Conflict- en personendriehoek van Malan

Hier doe je het voor
‘Dat gebruik ik ook in mijn groepen’ zegt Els. ‘Er is veel aandacht voor angstbeleving. En zeker in een groep is het heel eng om je verhaal te vertellen. Zo zat er een man in mijn groep die op jonge leeftijd zijn vader had verloren en hier nooit om had gerouwd. Hij had voor zichzelf besloten als jongetje van 8, dit gaat geen impact hebben op mijn leven, ik ga succesvol zijn, mijn moeder trots maken en zo haar het verdriet over het verlies van mijn vader laten vergeten. Jarenlang stelde hij zichzelf torenhoge eisen en gaf hij nooit toe aan zijn verdriet. Tijdens het vertellen van zijn verhaal In de groep werd hij voor het eerst heel verdrietig en realiseerde zich dat hij altijd op zoek was geweest naar zijn vader. Hij verwachtte veroordeling vanuit de groep omdat hij zijn verdriet toonde, maar de hele groep zat gedurende zijn verhaal op het puntje van hun stoel, met tranen in hun ogen en was heel betrokken. Dit was voor hem een corrigerende ervaring. Mensen zijn vaak met je begaan, je hoeft je niet te schamen voor emoties en het uiting geven aan deze emoties kan zelfs opluchten. Dat doe je veel bij AFT: cliënten in laten zien dat hoe de groep naar hen kijkt vriendelijker is dan hoe ze naar zichzelf kijken. Doordat de ander vriendelijker naar je kijkt leer je met een andere blik naar jezelf te kijken.’ Quin licht nog toe: deze groepsbehandeling is trouwens uniek in Nederland, in andere landen zoals Noorwegen en Amerika waar ook veel met AFT gewerkt wordt, werkt men niet in groepen.’

Meer aandacht voor Cluster C-patiënten
De laatst jaren is er steeds meer aandacht voor Cluster C-patiënten. Voorheen ging de aandacht vooral naar mensen die veel ‘lawaai’ maken, zoals borderline patiënten. Cluster C-patiënten zijn stille en ontwijkende mensen, die niet uit de verf komen. Quin: ‘AFT is een relatie jonge therapie, die rond 2000 in Nederland geïntroduceerd werd. Het is goed om te weten dat deze therapievorm nu onderdeel is van een groot wetenschappelijk onderzoek naar Cluster C-problematiek. Het gaat om twee studies, de ene onderzoekt AFT, KPSP en schematherapie in de individuele variant. In de andere studie worden verschillende vormen van groepstherapie (schematherapie, CGT en psychodynamische groep) met elkaar vergeleken.’

Schematherapie versus AFT, bijt dat elkaar?
Ook schematherapie wordt steeds vaker ingezet bij Cluster C-patiënten. Els: ‘schematherapie en AFT kunnen prima naast elkaar bestaan. Er is ook best een overlap, bij beide therapievormen werkt men experiëntieel. AFT is meer gericht op de relatie. Hoe staat iemand ten opzichte van zichzelf? Hoe je naar jezelf kijkt heeft veel invloed op hoe je denkt dat een ander naar je kijkt. Als je heel negatief naar jezelf kijkt verwacht je dat de ander je ook zal veroordelen. Hoe is dat ontstaan? Hoe kan je dat veranderen? Beide therapievormen kunnen helpend zijn, de ene patiënt zal zich prettiger voelen bij schematherapie, de ander bij AFT.’

Basis- en vervolgmodule
RINO Zuid biedt een basis- en vervolgmodule van AFT aan. De basismodule is een kennismaking met AFT. Je leert met welk modellen er wordt gewerkt (de driehoeken van Malan) en er is veel aandacht voor de bewerking van de afweer, de hernieuwde beleving van het gevoel en voor angstregulatie. In de vervolgmodule ga je uitgebreid in op schuldgevoel en schaamte, overdracht en tegenoverdracht en op de ontwikkeling van de lichaamstaal. De ochtend in de vervolgmodule is meer op theorie gericht, in de middag worden opgenomen AFT behandelingen van cursisten in twee groepen besproken. Meer weten? Ga naar: modules affectfobietherapie